“Ik ben Caransa niet!”

Met de Caransa familie naar Spanje

all rights reserved © Klinkhamer Producties

“Zelfs na al die jaren droom ik soms nog van hem.”

Maup Caransa blijft ook na zijn dood in het nieuws, hoe hij het flikt is ongelooflijk.”

Aan het woord is de drie en tachtigjarige Maurice Schelvis geboren in 1938.

Beroep; Zakenman, Dromen Verkoper & Levensgenieter.
Ex schoonzoon van Maup Caransa en nog belangrijker; Maurice is de vader van Salo en Maurits Schelvis/Caransa. Salo en Maurits, zijn zoons vormen de huidige directie van het familiebedrijf de Caransa Groep. B.V.

“De Nederlandse pers en met name de Telegraaf was altijd al dol op hem, gaat hij verder. Zelfs nu nog staan er regelmatig artikelen over hem in die krant, of over zijn recent bij Bonham geveilde Rolls Royce of over de activiteiten van zijn nalatenschap de Caransa Groep N.V.” 

Met de aangekondigde en groots opgezette musical “De Koning van Amsterdam” gepland voor 2022, maar inmiddels alweer verschoven naar medio 2023  staat nog altijd de naam Caransa bijna dagelijks in het nieuws.

“Met die musical “De Koning van Amsterdam” musical krijgen we een heel ander beeld voorgeschoteld dan de harde werkelijkheid, zucht Maurice Schelvis in zijn appartement in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh.

Het mysterie van de man; Maup Caransa. 

Maup Caransa was een door het leven getekende joodse harde zakenman met een dubieus oorlogsverleden en een dramatische ervaring als slachtoffer van een in nevelen gehulde ontvoering, waarbij hij tien miljoen gulden verloor. Althans dat is wat er toen officieel naar buiten werd gebracht. Tegenwoordig representeert dat losgeld ongeveer een bedrag van 4.537,802 Euro.

Ook nu met de herontwikkeling van bijvoorbeeld de beroemde Heineken Hoek op het leidseplein in Amsterdam. Samen met Heineken Nederland staat de Caransa groep nog immer in de publieke schijnwerpers terwijl de zonen van Maurice Schelvis zich in totale stilte verschuilen achter de façade van een imperium gebouwd door hun markante grootvader.

De naam Caransa is inmiddels niet meer weg te denken en staat voor de wat oudere Amsterdammer synoniem voor een gewone joodse jongen die het van straatschoffie tot multimiljonair heeft geschopt. 

‘​​Ik ben Caransa niet’ was toen een vaak gebruikte zin binnen Amsterdamse gezinnen die het niet breed hadden. 

Het betekent hetzelfde als; ‘Het geld groeit me niet op de rug!’

De ontvoering van Maup Caransa in 1979 is een klassieker in de Nederlandse misdaadgeschiedenis en staat te boek als de allereerste ‘’kidnaping’’ binnen Nederland. 

Maar wie was Maup Caransa echt, en hoezo was hij een koning?

“De Koning van Amsterdam” musical is dan ook een doorn in het oog van ex-schoonzoon Maurice Schelvis die er ook wel weer om kan lachen. Met veel interesse hoor ik zijn bijzondere verhaal aan.

‘’Ze hadden er zo-wie-zo een drama voorstelling van moeten maken, een treurspel, met een hoop intrige en leugens!

“Ik was er voor het grootste gedeelte bij, tijdens zijn eerste echte grote zakelijke success en kende zowel zakelijk als privé Maup Caransa als geen ander.”

“Dat ik hem op wat latere leeftijd tegenspraak en niet meer boog voor hem heeft mij toen op persoonlijk vlak veel gekost, mijn gezin om het belangrijkste te noemen. Maar het heeft mij ook veel gebracht en ik heb er ook veel ervan geleerd. Inmiddels ben ik op een leeftijd dat ik voor mijn twee kinderen Salo en Marcel mijn kant van dit verhaal wil vertellen.”

‘’Opmerkelijk is het om te merken dat mijn beide zonen Saul en Maurits Schelvis (Caransa) zodanig zijn gemanipuleerd en gehersenspoeld om ook nu nog als volwassen mannen met eigen kinderen geen contact te willen hebben met hun echte vader. 
Dat steekt en is voor mij misschien wel de beste redenen om dit verhaal te willen vertellen. 

Het is geen afrekening naar hun toe of naar Caransa, maar misschien wel mijn therapie om het te verwerken en mijn zonen inzicht te geven hoe en wat er precies allemaal is gebeurd.”  

‘’Hi, ik ben Maurice.’’

Bij het binnenlopen van een knal oranje versierde zaaltje in hartje Phnom Penh heb ik al snel een gezellig en leuk gesprek met een oudere Nederlandse heer die relaxed met een koud drankje zich aan mij voorstelt tijdens de in Cambodja viering van Koningsdag georganiseerd door de Nederlandse club

We moeten lachen om onze Amsterdamse connecties en er valt mij gelijk een heerlijke herkenbare echt Amsterdams tongval op in zijn stem geluid.Denk daarbij aan de stem van Johan Cruijff of Sjaak Swart. Maurice is een ras Amsterdammer! 

Daarbij spreekt hij niet echt plat Amsterdams maar heeft wel die manier van praten en doen die mij ook sterk doet denken aan bepaalde mensen uit mijn jeugdjaren in het oude Amsterdam van toen. Maurice en ik zitten ondanks zijn twintig jaar leeftijdsverschil al snel op dezelfde golflengte.

Al kletsend hebben we het natuurlijk ook over de verschillende beweeg redenen waarom wij in het verre Cambodja leven, en daarbij vertelt Maurice mij kort wat flarden over zijn lange en boeiende, aparte leven.

Na verloop van tijd valt de naam van Maup Caransa. 

Uiteraard ben ik op de hoogte van deze persoon uit de collectieve Amsterdamse geschiedenis en zie gelijk het Rembrandtplein s’avonds in de regen voor mij met het prachtige Schiller hotel, en daarnaast de fameuze Schiller Bar. En natuurlijk ook het best lelijke Caransa hotel.  

Het Rembrandtplein jaren 70 Stadsarchief Amsterdam 

Maurice vertelt over de jaren daarvoor, in de ‘60s toen de Schiller Bar vooral een vaste ontmoetingsplaats was van de zogenaamde Amsterdamse ‘’getapte jongens’’ uit het grote onroerend goed en de losse handel. 

Mannen zoals; Reinder Zwolsman, de broertjes van der Meijden, beruchte bunker bouwers voor de Nazi’s en natuurlijk eigenaar de beminnelijke en artistieke Frits Schiller. Bekende figuren, zakenpartners en de bijrolspelers voor in dit verhaal en grondleggers bij de handel en wandel van Maup Caransa. 

Daar in de rook van sigaretten en sigaren, luid gelach en het ondertussen maken van allerlei dealtjes zat ook Maurice samen met Maup Caransa vrijwel dagelijks aan hun tafeltje bij Schiller.

Het was Caransa alleen niet om een koffietje te doen, maar zijn immer voortdurende plannen en handel te smeden en voortdurend pandjes te kopen en soms op dezelfde dag met een stevige winst weer van de hand te doen.

Voor Caransa en later met zijn schoonzoon Maurice was het Schiller hotel en de bar toen een openbare huiskamer. Het was dan ook uiteindelijk de Maup Caransa die in het bezit kwam van het Schiller hotel toen Frits Schiller het hotel moest verkopen. Daarbij bezwoer Caransa het hotel in zijn huidige vorm te behouden.  

Gaandeweg tijdens ons gesprek vallen er meer bekende namen en verhalen over voorvallen van vroeger, zijn huwelijk met dochter Rachel Caransa, over de problemen die hij had met hem uiteindelijk en de ontvoering van Caransa.

We spreken uiteindelijk af dat we het levensverhaal van Maurice Schelvis zullen optekenen uit de mond van de man zelf. 

Onze hoofdpersoon Maurice Schelvis heeft van zeer dichtbij in en bij de familie Caransa een rol gespeeld tussen 1965 en 1972.
De complete waarheid over Caransa is na meer dan zestig jaar niet goed in schrift of in documenten te achterhalen. Ook de jaren daarvoor toen Caransa nog leefde wilde maar heel weinig mensen zich uitspreken uit angst voor repercussies van zijn advocaten.
De mensen van vroeger uit het Waterlooplein waren bang voor hem.

Wat overblijft zijn de verhalen, de feitelijke gebeurtenissen zoals die binnen zijn familie hebben plaatsgevonden. Maurice Schelvis en zijn twee zonen hebben dat persoonlijk allemaal meegemaakt.

Dit is het persoonlijke verhaal op titel van Maurice Schelvis.

Maurice kende de hele familie Caransa en Maup in het bijzonder al sinds zijn jongste jaren als buurjongetje en later, na de onderduikperiode als jongste service monteur bij de autogarage en benzinepomp van Caransa op het Waterlooplein.

Caransa stierf in 2009 op vergevorderde leeftijd. Daarbij leefde hij die laatste jaren een zeer teruggetrokken bestaan binnen zijn villa in Vinkeveen.

Gedesillusioneerd geraakt na zijn spraakmakende ontvoering in 1977 gaf hij vrijwel geen interviews meer. De jaren voor zijn ontvoering was Caransa juist een zeer populaire persoonlijkheid die iedere publiciteit gebeurtenis in zijn voordeel wist te gebruiken.

Salo Caransa; zoon van Maurice Schelvis. ”Ongetwijfeld kent u onze achtergrond.”

‘’Wij kunnen jullie verzoek voor een persoonlijk gesprek niet honoreren. Zoals wij eerder aan de media hebben bericht, doen wij niet aan interviews. Alleen op zakelijk vlak hebben wij meegewerkt aan een artikel over de projecten waarmee wij bezig zijn en waar jullie ook naar refereren.

Ongetwijfeld kent u onze achtergrond en daarom proberen wij uit de publiciteit te blijven. Ook hebben wij ons ver gehouden van boek uitgiftes over onze grootvader en musicals. Dit gebeurt geheel op eigen titel. Wij zijn niet van het juridisch aanvechten via de pers om iets tegen te houden.  

Wij gaan er vanuit dat voor het door ons ingenomen standpunt begrip is, en wij als familie ons bezig kunnen houden met onze inspanning om invulling te geven aan, zoals wij het zeggen “vernieuwingen die er toe doen.”

Met vriendelijke groet, Salo Caransa.

Hoe ik in het leven van Caransa terecht kwam en daarbij alles verloor.

‘’Ach zegt Maurice, ik kan jou wel alles vertellen want ik wil dat mensen weten wie hij werkelijk was. Een ordinaire bandiet, een godfather figuur, en aan drugs verslaafde chrizofreen.

Wanneer de mensen in Holland het er niet mee eens zijn kunnen ze me aanklagen wat ze willen, het maakt mij niets meer uit. De waarheid is hard.
Hier in Cambodja kunnen ze me toch niets maken, dit is mijn persoonlijk verhaal.’’

De echte Maup Caransa, was een dubieuze gangster en oorlogsprofiteur in zijn jonge jaren. Caransa was ook een aan de cocaïne verslaafde paranoïde handelaar die er altijd op uit was om iemand een poot uit te draaien. 

Over de zogenaamde “familieman” die indirect de dood van zijn maitresse op zijn geweten had en zonder blikken of blozen mijn twee zoons in zijn macht nam. Die met zijn geld en aanzien corrupte ambtenaren, rechters en de politie op de loonlijst had staan.

Maar ook over mijn verdere leven nadat ik mij had vrijgevochten uit zijn klauwen, en er nog een keer in terug werd gezogen in de hoop dat ik in ieder geval daarmee mijn twee kinderen kon blijven opvoeden. 

Wij kwamen van het Waterlooplein in Amsterdam, het Waterlooplein van vóór de oorlog wel te verstaan. 

Stadsarchief Amsterdam 
Stadsarchief Amsterdam 

Vóór de tweede wereldoorlog was het gebied rond het Waterlooplein wat men ‘de Jodenbuurt’ noemde. Een eeuwenoude Amsterdamse buurt waar echte Amsterdammers leefden en hard werkten.
Veel gezinnen zoals wij, de familie Schelvis leefden met zes tot tien kinderen in een bijna krotwoning en werkte als marktkoopman of wasvrouw.

Of in het geval van Maurits (Maup) Caransa zijn vader Salomon Caransa die werkte, als kolensjouwer. 

“Wij hadden het eigenlijk relatief goed want mijn vader ‘Sally’ had zijn eigen vrachtwagen en daardoor altijd werk. Maar het was wel sappelen, zeker voor de oorlog. Daarna kwam ik erbij als nakomertje.
Mijn moeder wist tot vlak voor de geboorte niet eens dat ze zwanger was. Ik was een garnaal bij geboorte.’’

“Mijn drive om op jonge leeftijd te willen willen werken en zo snel mogelijk stoppen met school zat er al van het begin in. Werken, geldverdienen voor Ma en Pa en auto’s repareren. Zoeken naar meer klusjes en goed werk zodra het mocht van de schoolinspectie dienst.’ 

Vader, Sally Schelvis heeft dan een eigengebouwde vrachtauto en doet vrachtjes. Moeder Duifje Schelvis is huisvrouw en zorgt voor het gezin van vijf personen dat bestaat uit Maurice’s oudere zuster Esther, de broers Salomon en Nathan.

Het echte hart van Amsterdam is er door de oorlog uit getrokken en is daar nooit meer iets moois voor terug gekomen. Wat er wel voor terug kwam, na de oorlog was een sfeer van verpaupering, afbraak voor de metro.
Later in de jaren tachtig, de demonstraties tegen het controversiële nieuwbouw plan en de realisatie van het lelijkste gebouw van Nederland ooit. De bunkerbouw stijl van het ‘Maupoleum’. 

“Vroeger toen wij er nog woonde was het Waterlooplein nog heel bruisend, maar vreselijk arm ook. Veel huizen vielen van rottigheid bijna in elkaar en hele gezinnen met zes kinderen of meer woonde in die krotten. En ik kan het weten, want ik ben tussenin opgegroeid’’. 

Familie Schelvis op het Waterlooplein 26. In het midden Maurice

Een verdwenen wereld en de geest van vermoorde mensen hing daar rond, van een vooroorlogse wereld waarvan meer dan honderdduizenden Nederlandse Joden werden gedeporteerd tijdens de duitse bezetting.

“Onze Waterlooplein buurt, waar ik en ook Maup Caransa zijn geboren en opgegroeid. Wij, de familie Schelvis, met mijn vader Sally (Salomon)  kende iedereen en iedereen kende Sally. Amsterdammers sinds 1865.”

Ook de familie Caransa leefde en woonde bij ons in de Jodenbuurt. Maurits Caransa is in de buurt bekend onder zijn straatnaam ‘Maup’.
Een grote roodharige jongen die al jong de knallen van de zweep leert kennen en ook jong van school moet en dan aan het werk wordt gezet. 

Er is even wat licht in de wereld van Maup als zijn vader geluk heeft in de staatsloterij en een behoorlijk bedrag wint. Maup is nog jong en een wildebras die het geld snel heeft uitgegeven in Parijs en berooid en met hangende pootjes terug komt naar Amsterdam. 

Duistere Oorlogsjaren van Caransa

Tijdens het eerste oorlogsjaar trouwt Caransa op 9 oktober 1940 met zijn niet joodse vrouw Frederika Maria Heijsteeg. 

De ouders en drie broers van Caransa overleven de Nazi’s niet en worden vermoord in het vernietigingskamp Sobibor in 1943. Sobibor bestond met als enig doel Joden te vermoorden. De overgrote meerderheid van de gevangenen werd binnen enkele uren na aankomst vergast. Alleen Maup en zijn zuster overleven de oorlog.

Door een gemengd huwelijk met een niet Joodse vrouw ontloopt Maup hetzelfde lot van het concentratiekamp. Door zijn rode haar en blauwe ogen zag hij er niet bepaald uit als de door de Duitsers gekarakteriseerd typische jood, iets dat wellicht wat heeft geholpen. Hij heeft naar het schijnt door een gedwongen medische ingreep weg weten te komen uit het concentratiekamp Westerbork.

Tijdens de Duitse bezetting van 1943 werd sterilisatie in Nederland toegepast op joden die met niet-joden waren getrouwd. 

Om in leven te mogen blijven werden veel jonge joodse mannen met een christelijke echtgenote in de bloei van hun leven ‘ontsterd’, zoals de Duitsers het smalend noemden.

Caransa die in 1943, toen hij 27 jaar was, van de SS’er Aus der Fünten te horen kreeg dat hij aan deportatie kon ontkomen door zich te laten steriliseren. Na deze, volgens de Duitsers, ‘’harmloser Eingriff’ zouden hij weer naar huis mogen en hoefden de gehate jodenster ook niet meer te dragen.

Deze onmenselijke situaties en het persoonlijk drama van de oorlogsmisdaden, waardoor hij zijn familie verloor heeft Maup Caransa natuurlijk gevormd voor de rest van zijn leven.

Desondanks zijn verdriet en vernedering liet hij tijdens de oorlogsjaren het er niet bij zitten. 

Caransa werkte onder duistere en naar het later blijkt moeilijk te traceren omstandigheden een klein fortuin bij elkaar in die oorlogsjaren en was ook aan de jodenvervolging ontsnapt. 

Daardoor pakte hij gelijk zakelijk profiteren van de wederopbouw in de jaren die volgen.Caransa woont dan nog steeds op het waterlooplein maar is dan al naar de naoorlogse omstandigheden en in vergelijking met de andere overlevenden van de Nazi’s een relatief rijk man.

Caransa geboren op 5 Januari 1916 was dus een stuk ouder dan onze Maurice Schelvis uit 1938.

‘’Joods zijn was voor Maup en ook voor mijzelf meer een gevoel van ergens bij horen en weten en begrijpen dat je door de maatschappij als ‘anders’’ wordt bestempeld.
Wij waren geen orthodokse of belijdende joden. Zelf ben niet naar de Sjoel gegaan en ook Maup was daarin niet in geïnteresseerd. 

Van huis uit werden wij daar ook niet toe aangespoord. Wel hielden we met onze ouders ons aan de Joodse riten en feestdagen maar verder dan een gevoel en weten dat we Joods zijn was er niet.’’

Blijkbaar was het soort of ‘stam’ van Jood zijn voor Caransa niet van belang want hij heeft er persoonlijk voor gezorgd dat ik en zijn dochter Rachel, tot elkaar werden gebracht zonder die scheiding tussen de verschillende joodse stromingen. Caransa was van huis uit een Sefardische joods gezin. Wij van Schelvis waren gewone Asjkenazische Joden. 

Toen we ons gingen verloven en min of meer door Maup tot een huwelijk werden aangespoord was dat even een dingetje voor in de Portugese synagoge. Uiteindelijk zijn we door de liberale rabbijn Awraham Soetendorp getrouwd.” Ook rabbijn Soetendorp was als kind net als ik ondergedoken geweest bij een katholieke familie in 1943-1945.” 

‘’Die oorlog en de onderduik en alles wat dat met zich mee heeft gebracht heeft ons natuurlijk ook als jood gevormd. Israel, de zelfidentiteit, de manier waarop we hier in Amsterdam na de onderduik als paria’s werden behandeld en aan ons lot werden overgeleverd.  

Alle verdriet van onze vermoorde familieleden en vrienden speelt daarbij misschien wel de grootste rol in ons gezamenlijk joods zijn. 

Ook later tijdens mijn eigen functioneren in de maatschappij maar ook in dat van Maup Caransa. Het heeft het er toe bijgedrage dat wij altijd buiten dezelfde Nederlandse maatschappij stonden als “buitenstaanders’’ 

En zaken deden met anderen. Misschien heb ik mijzelf daarom ook uiteindelijk letterlijk buiten de maatschappij in Nederland geplaatst toen ik eenmaal wat centjes had. 

“Joods zijn zei mij persoonlijk natuurlijk toen als kind nog niks, maar ik wist wel dat Caransa toen al een belangrijke man was in onze buurt.

Later hoorde ik ook de minder goede zaken over Caransa waar men in de buurt liever niet over sprak, want hij was groot en had altijd een groepje sterke jongens om zich heen die ook in de oorlog niet bepaald netjes waren geweest. Ook hoorde we goede dingen over hem en zijn knokploeg die het tegen de NSB er en W.A. die beruchte weerbaarheidsafdeling van Mussert had opgenomen. 

Maar er waren ook genoeg buurtgenoten die na de oorlog niks met Caransa meer te maken wilde hebben. Toen ik voor hem werkte merkte ik dat maar vaak genoeg. We deden dan zaken met die mensen zonder zijn naam te laten vallen, terwijl het geld natuurlijk wel weer naar Caransa liep.”

“Het Waterlooplein was voor de oorlog  een enorm drukke en gezellige buurt. Wij keken dan ook vanuit ons balkon recht op de marktkramen onder ons huis. Er werd allerlei tweedehands spullen verkocht. 

Kraampjes met tweedehand horloges. Afgedankte huisraad, fietsen, radio’s, etc, etc.

Er was van alles te koop op het Waterlooplein. Het was altijd al een vlooienmarkt. 

Veel arme joodse families woonde daar. Eigenlijk was Caransa een van de weinige rijke joodse mensen die er woonde na de oorlog. De straten en stegen en grachten achter het waterlooplein waren echt de jodenbuurt.

Voor de oorlog was ook Caransa nog arm. Zijn vader was een kolenboer. Toen de oorlog uitbrak was hij in de twintig jaar. Hij was jong getrouwd met een christenvrouw. Hij werd in eerste instantie met rust gelaten, om dat gemengde huwelijk. Hij heeft zich moeten laten steriliseren, dat kon hij nog net toelaten na de geboorte van zijn enige kind, later mijn vrouw. 

Hij heeft mensen die gedeporteerd werden berooft, samen met jongens als Cor Coster, later de schoonvader van Johan Cruijff. En Sam Olij, de bekende Olympische bokser en politieman die massaal joden verraden.

Olij, heeft toen in 1945 ook zijn olympische boks vriend Ben Bril verraden. En daar had je Abraham Puls. Dat was een bekende en gevreesde ondernemer tijdens de oorlog in Amsterdam. 

Puls was eigenaar van een verhuisbedrijf, gevestigd aan de Kerkstraat. Dit bedrijf kreeg in de oorlog een slechte naam doordat het meewerkte aan het leeghalen van de woningen van Joden en andere gedeporteerden. Dat leeghalen van Joodse huizen noemde we toen een ‘pulser’. Caransa was ook een ‘pulser’ dat was de term voor mannen die de huizen leeg haalden van de gedeporteerde joden.

Na de oorlog was hij al rijk en had een paar ton in guldens in zijn bezit. Hij kocht daarna dat garagebedrijf op het Waterlooplein, hij had een mooie auto.
Caransa, Caransa, iedereen had het erover!

Hij was een soort godfather, hij hielp mensen alleen als hij er beter van werd.
Die paar families die terug waren gekomen die waren allemaal alles verloren. De hongerwinter was net voorbij, er was helemaal niets meer.”

Onderduiken voor de Duitsers

“De organisatie van onderduik kinderen lieten families niet bij elkaar, ik en mijn zuster waren een uitzondering, omdat ik nog zo jong was. Daarom mocht ik bij mijn oudere zuster blijven. 

Maurice Schelvis_Ik ben Caransa niet Onderduik jaren
Onderduiken met mijn zus in Brabant voor de Duitsers

Vader Sally en moeder Duifje en alle kinderen werden los van elkaar ondergedoken. De huizen en straten van toen zijn allemaal na de oorlog gesloopt. De oude bewoners waren vermoord in de concentratiekampen en de huizen verkrot. Tijdens de oorlog als deels binnen gesloopt voor brandhout en iets van waarde, als er al nog wat te halen viel. De planning om de buurt te slopen was al voor de oorlog genomen. 

Hieronder foto’ van de onderduik kast van mijn ouders in Amsterdam.
Vader Schelvis weet er nog een glimlach uit te persen.

Dat de joodse mensen niet terugkwamen uit de kampen heeft ze bij de Gemeente daarbij geholpen.
Ook toen wij toch terug kwamen werden we ook niet bepaald welkom onthaald zoals dat nu gebeurd met bijvoorbeeld de vluchtelingen uit de Ukraine. 

Nee, wij werden getolereerd en moesten het maar verder uitzoeken. Mensen die wel terug konden in hun oude huizen moesten zelfs nog de onroerend goed belastingen betalen over die periode. 

Later na de oorlog hebben de overlevenden van de holocaust, waaronder een deel van mijn familie er nog gewoond in die verkrotte woningen en er wat van proberen te maken, omdat wij moesten overleven en van de Nederlandse staat en gemeente geen dubbeltje steun of hulp ontvingen. 

Onvoorstelbaar wanneer je kijkt hoe vluchtelingen nu uit verre landen worden geholpen en gesteund. Voor ons oorlogsoverlevenden Joodse mensen was het een onwerkelijke ervaring. 

Dit alles heeft mij gevormd en een diep litteken in niet alleen bij mij achtergelaten maar bij heel veel joodse mensen en vooral van mijn generatie. Een aangeboren wantrouwen en hekel aan de Nederlandse mentaliteit. 

Daardoor werden wij ook een soort van buitenstaanders in ons eigen land. Het was niet eens zo zeer het Joods zijn dat daarbij een rol speelde.” 

“Nu ben ik oud en heb de tijd om over mijn leven na te denken en denk ook dat dat hoort bij een volledig leven. Vol dieptepunten en vooral ook veel hoogte punten want ik ben een levensgenieter en gun ook anderen het allerbeste. Mijn relatie en huwelijk met Caransa en met zijn dochter was niet een succes, helaas. Wel twee prachtige zonen die ik door de hele affaire ben verloren. Dat is voor iedere vader het ergste wat een man kan overkomen. 

Aan de andere kant waren we ook zo vreselijk jong toen we trouwden en ging alles eigenlijk alles langs mij en ook haar heen. We waren nog kinderen toen. Maup Caransa zelf drong erg aan op een huwelijk. Onze familie en niet alleen wij, iedereen keek toen al enorm tegen Caransa op. Hij was toen al een rijk en bekende figuur.

De manieren van Caransa 

Je had het Schiller hotel op het Rembrandtplein en op zondag kwamen daar veel joodse mensen, zijn kapper zat naast Schiller. Wij kwamen daar bijna iedere dag. Bij Schiller zat iedere dag een grote kerel, ‘ome Ko’ de koning van het Rembrandtplein. Hij woonde op het plein, naast Heck en hij had zijn kantoor aan de Stadhouderskade.

Ome Ko was een bekende huisjesmelker. Ome ko was rijk geworden met het heien van gebouwen. Ome Ko heeft Caransa ook geholpen bij het heien van de nieuwe palen van het Doelen Hotel. Fout geweest in de oorlog, dat wel maar op een andere manier. Hij was fout om er beter van te worden. 

Hij had een joodse boekhouder en had die man laten onderduiken en zijn leven gered. Louie Rabbie was ook een vriend van ome Ko. Ome Ko heeft toen hem aan de twee broers, Freek en Willem de van der Meijden voorgesteld.

Die van der Meijdens waren ‘bunkerbouwers’ die gingen door met hun bouwactiviteiten voor de Duitsers. Ze Hadden een slechte naam door de oorlog. Ze waren bekende bouwers en veel personeel. Op Zich hele aardige mensen.Caransa kwam in contact met die van der Meijden. Caransa werd gebruikt als stroman met zijn zwarte geld om bepaalde projecten van de grond te krijgen. Opdrachten van het Philips pensioenfonds. Veel van die projecten gingen naar de van der Meijden via betalingen onder de tafel. Daar

Caransa had veel zwart geld, doordat hij met allerlei randfiguren in de criminele sfeer. Zwart geld was zeker onder de Joden een manier om een buffer te bouwen voor eventuele problemen, oorlog of andere bedreigingen. Caransa was een meester in het zwarte geld. Wat hij deed als hij een paar ton had dan liep hij naar Isaak Swaab van de ABN-amro met dat geld en die stopte het in een apart kluisje. Een bank binnen een gevestigde bank als het ware. 

Ook reed ik regelmatig naar Zwitserland met een koffertje geld. Hij had veel geld in Zwitserland opgepot. 

Ik moest ook geld of diamanten naar de grote man van het Philips Pensioenfonds. Die gaven de opdrachten aan de van der Meijdens en die betrokken Caransa er weer bij. Caransa handelde niet direct met Philips. Caransa had wel de naam dat hi een bijdehante Jood was en die grote bedrijven onderhandelde liever met ….

Soms mocht het pensioenfonds niet weten dat Caransa erbij betrokken was. Caransa was  een keiharde man en had contacten met Joop de Vries en Wim Wagenaar, sterke mannen die uit de buurt van de zeedijk en die regelde het spierkracht om problemen op te lossen. Hij schuwt niets.

Maup Caransa was een gangster figuur hij was groot en sterk, liep zonder lijfwachten. 

Caransa was niet gelovig ze waren Portugese Sefardische Joden, die staan hoger in de rangorde dan de Asjkenazische Joden. Hij ging niet naar de synagoge maar als er wat moest gebeuren in de synagoge dan regelde hij dat wel. Hij wilde dat ik met zijn dochter ging trouwen in de Portugese synagoge, maar dat ging niet door omdat ik een Asjkenazische jood ben en zijn dochter van een christen moeder kwam. Met hulp van rabbijn Soetendorp was de rabbi die ons trouwden en zijn dochter werd later door studie en toewijding ook jodin.

de Bijlmermeer, den Uyl en het tijdperk van gebroeders Freek en Wim van der Meijden

Hier volgen de namen die allemaal gedekt, gemanipuleerd en in dat omkoopschandaal betaald werden door Caransa ik heb ze allemaal persoonlijk gekend en meestal de enveloppen of pakjes met diamanten overhandigd, de meesten waren ook op mijn verloving en trouwfeest uitgenodigd.

De Gebroeders Freek en Wim v/d Meijden (de bunker bouwers)

Zij stonden in Amsterdam en omstreken bekend als `De Bunkerbouwers’. Freek van der Meijden was door het Bijzonder Gerechtshof na de oorlog veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf wegens collaboratie met de Duitsers. Het bouwbedrijf Van der Meijden had tijdens de bezetting miljoenen verdiend aan de bouw van geschutstellingen, bunkers, kazernes en landingsbanen in opdracht van de Wehrmacht.Ome Co de Rooy (ook bunker bouwer/hijer) van de Rooy vastgoed en groot huizenbezitter.

Cor Coster (schoonvader Johan Cruijff ) SS-frontarbeiter en korte tijd gabber in de oorlog met Caransa.

Drs.Joop den Uyl  waarvan Caransa en de gebroeders v/d Meijden de volledige bouw van zijn villa in Buitenveldert betaalde, en daardoor alle informatie en gunningen kreeg om in Buitenveldert torenflats te voor Philips pensioenfonds,

Via den Uyl hem en andere medewerkers kregen zij informatie wat er ging gebeuren in Zuidoost en moest ik voor hun zoveel mogelijke boerderijen aankopen die later door de gemeente Amsterdam werden aangekocht alvorens de gemeente de onteigeningsprocedure in gang ging zetten.

Diverse malen heb ik pakketjes met diamanten gebracht naar de grote directeur van het Philips pensioenfonds gebracht zodat Caransa/vd Meijden de grote toren flats voor hun mochten bouwen en ook de voor Phillips kleinere projecten goedkoop in handen kregen.

Door de negatieve berichten in de pers in verband  met Ajax van de voorzitter Jaap van Praag en enkelen toen bekenden voetballers  en hun vriendschap met o.a. de KNVB man Leon Melchior en voorzitter Ajax Tom Harmsen en Co Coster etc trokken de gebroeders zich zo veel mogelijk terug en schoven zij Caransa als hun zegsman en zogenaamde rijke financier naar voren!!

Ik kan met zekerheid verklaren dat Caransa nooit een cent uit zijn zak heeft geven voor Ajax alles werd gedoneerd en betaald door de gebroeders v/d Meijden.

Ook werd ik verzocht door Caransa om een cursus te doen om makelaar te worden maar wat ik al eerder vertelde droog leren was mijn zwakke punt. Alleen de praktijk telde voor mij, maar door die cursus te volgen heb ik zeer goede relaties opgebouwd met latere bekende makelaars zo als: drs Zadelhoff Joseph Elburg Joep Rappange, AS Rabby en nog vele anderen. Ook de directeuren van de Haarlemse en Friese hypotheek bank  zaten op die cursus en daardoor kon ik later voor Caransa hoge en gunstige hypotheken afsluiten. Ik heb het makelaarsdiploma nooit kunnen halen en bleef als directeur van een nv van Caransa onroerend handelaar.

Voor hem deed ik in de praktijk het vuile veldwerk en ging op bezoek bij die Bijlmermeer boeren als directeur van Cometaal.

Hij liet mij absoluut niet meedelen en ook succes boeken. Na tonnen guldens winst gemaakt te hebben met al die transacties zou ik die 10% bonus krijgen maar hij kwam met 5.000 gulden tijdens de eindejaarsreceptie. Een ‘jodenfooi’ als het ware.

Dat deed hij zonder pardon, later wel weer slijmen maar betalen deed hij niet. Hij was een super slimme manipulator. 

de Godenzonen van Ajax

Ondanks hun oorlogsverleden slaagden de broers van der Meijden er begin jaren zestig in zich in te kopen bij voetbalclub Ajax, waar ze een van de eerste grote club sponsors werden. De spelers konden hun premie op maandagochtend ophalen op het Koningsplein in Amsterdam, waar de gebroeders Van der Meijden kantoor hielden. Ze gebruikte Caransa als ‘katvanger’, hij nam heel vaak het zakelijke initiatief voor van de van der Meijdens die dan in ruil het project gingen bouwen. Als Ajax bijvoorbeeld een speler wilde kopen dan liep dat via van der Meijden en zij lieten Caransa met de eer strijken bij Ajax voorzitter Jaap van Praag en later met Ton Harmsen.

Pas later werd Caransa groter dan de van der Meijden.

Caransa was geen bouwer, maar een speculant en hij verdiende veel geld aan de ontwikkeling van de Bijlmermeer. De van der Meijden broers dat waren echt goede bouwers en met hun hulp kon hij zich verrijken door zijn deals te maken en met de van der Meijden. Plus Caransa was in feite een bank voor zwart geld voor hun, hij had veel cash geld maar ook diamanten en daarmee konden procedures versneld worden.

Diamantjes voor Joop den Uyl

Freek en Wim van der Meijden hadden een poot in bij de gemeente Amsterdam, ze waren populair bij Den Uyl, de gemeente Amsterdam en bij het bestuur van Ajax en bij de gemeente. Maar door hun oorlogsverleden hielden ze zich publicitair op de achtergrond en lieten Maup Caransa als gulle gever opdraven, maar dat was hij absoluut niet.

Op een bepaald moment ontstond er een ‘geheim plan om in Bijlmermeer te ontginnen en te bouwen bij de gemeente Amsterdam. 

De Bijlmermeer voor de bouw

Dat was toen boerenland met boerderijen met veel boeren en de gemeente Amsterdam had plannen om daar te gaan bouwen. Den Uyl en de wethouders zagen er brood in en die kwamen in contact met het Philips pensioen fonds en die wilde dat wel ontginnen.

Den Uyl zag dat wel zitten binnen zijn functie toen als wethouder voor Economische Zaken van de gemeente Amsterdam (1963-1965) 
Den Uyl was voorstander van grootschalige projecten. Een van de projecten waar hij zich het sterkst voor inzette, was de vorming van de nieuwe stadswijk Bijlmer.

Den Uyl ging daarvoor met het Philips pensioenfonds praten om dat te financieren. De van der Meijden broers waren toen ook al huizen aan het bouwen in Buitenveldert.

En een van die huizen, een villaatje op adres Weldam 5. Dat huis wilde den Uyl hebben, hij had immers al zes kinderen en nummer zeven in aantocht.

Uiteindelijk heeft van der Meijden via den Uyl de tip gekregen, ver voordat wie dan ook ervan wist, dat ze plannen hadden voor de Bijlmermeer. In ruil voor die bepaalde voorwetenschap en concessies kreeg den Uyl dat villaatje van van der Meijden voor een koopprijs die hij zelf mocht bepalen. Joop den Uyl was bezig als wethouder om het erfpacht te indexeren en wist die wet tegen te houden tot op de dag dat hij zijn eigen huis in de Buitenveldert kocht, om zo de komende verhoogde erfpacht voor te zijn.

Een dag later ging de verhoogde erfpacht in en konden de van der Meijdens de bouw laten beginnen nog met de oude erfpachtregeling intakt. Dat geintje scheelde den Uyl ongeveer 2.500 gulden per jaar, in 1965 een fors bedrag.

Hij heeft dat toen natuurlijk wel goed laten indekken met een onopvallende koop transacties waarbij de koopprijs veel lager was dan de marktwaarde toen. In feite kreeg hij die bungalow voor de prijs die hij zelf wilde betalen. Dit op suggestie van Freek van der Meijden en medewerking van topambtenaar Nielsen van de gemeente Amsterdam. 

Het was een publiek geheim dat de later grote Joop den Uyl een socialist nota bene corrupt was. 

Caransa’ maatschappij nv en Cometaal mijn waar ik directeur was gingen toen die boerderijen en land kopen in de Bijlmermeer.
Uiteindelijk was dat een werkje voor mij. Hij liet mij in een simpel autootje bij de boeren langs gaan en deed ze een aanbod voor verkoop. Als aanbetaling 

Caransa was een meester in het maken van contracten. Hij betaalde 10% handgeld via een notaris, zijn notaris en betaling via een bankcheque en liet dat geld drie maanden in transport staan. Hij kon dus die boerderijen zonder een cent zelf te investeren kopen. Drie maanden had hij die boerderijen zonder eigen geld in te zetten.

Dan kocht de gemeente die objecten van hem en betaalde de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld een miljoen gulden. Die boerderijen en het land werden overgedragen aan het Philips pensioenfonds en de echte bouw deden de van der Meijden.
De gemeente Amsterdam stelde erfpachten vast op die landerijen voor 90 jaar.

Ook de gemeente werd in die tijd enorm gemanipuleerd. Het was een geheim wat we aan het doen waren. Niemand wist toen nog dat die Bijlmermeer er zou komen. Later werden boeren die niet verkochten onteigend. Dat Philips pensioenfond was toen heel machtig. Zolang het geheim bij ons was hadden we geen concurrentie. Later ging het wel rondzingen dat die boeren hun land verkocht hadden. Die gouden tip kwam dus van Joop den Uyl.  

Van zijn manier van manipuleren en handelen heb ik zelf ook zakelijk veel profijt van gehad Hij kon iets dat complex was in eerste instantie kon hij geweldig uitdenken. Caransa had enorm veel gogme.

Lange tijd is dat verzwegen over de corruptie van Den Uyl. Ja, hij wilde natuurlijk niet weten dat hij corrupt was. Met zwart geld kon hij niks, hij wilde iets dat altijd waarde heeft. Diamantjes dus.


Caransa kwam aan die diamanten via mij, want in mijn familie zaten diamantairs. Prominenten van de diamantbeurs. Familie Leda dat waren diamantairs net als mijn latere Schoonvader Theeboom. Dan liet hij mijn ooms naar kantoor komen en dan bestelde hij een paar lootjes van dit en dat. En daarmee moest ik naar den Uyl.

Dat ging over diamanten in de waarde van tonnen, grote stenen. Zij leverde alle diamanten met een certificaat echte waarde papieren, ge-sealed in een vacuum zakje. Daar staat een nummer op en daarmee ook een registratie. Hij kon die diamanten in zijn kluisje leggen. Voor ons was het makkelijk om diamanten van echt te onderscheiden. 

Voor Caransa was ik familie en hij behandelde mij ook zo. Hij was twintig jaar ouder en liet mij de vuile klusjes doen. Toen zat ik er midden in en deed wat mijn schoonvader mij opdroeg, ik was net in de twintig jaar oud. Later ben ik ook een prooi geworden van Maup’s manier van handelen en omgaan met mensen die hem of tegenwerkte of een eigen leven wilde opbouwen. Hij was verschrikkelijk snel jaloers op een anderen mensen hun success. Mijn vrouw en dus ook mijn kinderen heeft had hij volledig in zijn macht.

Caransa wilde in feite niet dat ik met mijn vrouw onafhankelijk was. Hij hield ons strak aan de lijn en hield mijn persoonlijke kapitaal groei tegen. Toch ben financiele een aantal keren weer bij hem terecht gekomen omdat we familie waren en hij mij zo eigenlijk  manipuleerde. Dan dreef hij mij verbaal in de hoek en als enige schoonzoon met financieringen in mijn zakelijke investeringen.

Waarna hij die dan weer kapot liet lopen om mij maar terug te dringen uit jaloezie of gewoon machtswellust. 

Tijdens de ontvoering van Caransa was ik al niet meer actief binnen de familie. 

De ontvoering van Caransa in 1977 was een “primeur” ontvoering voor losgeld binnen Nederland op het gebied van georganiseerde criminaliteit.Over een periode van vijf dagen en nachten zat Caransa opgesloten en werd na betaling van 10 miljoen gulden vrijgelaten. De daders zijn bekend maar nooit opgepakt, berecht of officieel bekend gemaakt door justitie.

In de jaren direct na de ontvoering werden er verschillende daders gesuggereerd en was de politie er nog lang mee bezig om de zaak te proberen op te lossen. Dat dat niet lukte leverde ferme kritiek op van Caransa zelf die ook geld beschikbaar stelde voor de opsporing en zelfs in televisieprogramma optrad om met een paragnost de traumatische belevenissen op camera te herbeleven. Leuke televisie maar het leverde helemaal niets op.

Het losgeld is nooit helemaal teruggevonden maar er kwamen wel steeds meer genummerde bankbiljetten in omloop en dat hield de zaak ook levend, in de hoop de echte daders te kunnen vinden en te berechten. Daarover later meer.

Oorlog en vrede en de Intriges van een echte Amsterdammer.

Als jongste zoon van een liberaal joodse familie bestaande uit vader Sally Schelvis, moeder Duifje, oudste zoon Salomon, zoon Nathan, en dochter Esther.

“Acht jaar later na mijn broers en zuster kwam ik als nakomertje als de Benjamin in de familie. 

Een familie die voor zover ik het kunnen laten onderzoeken al sinds de jaren 1700 in Amsterdam woonden. De Schelvissen waren echte Mokumers. Mijn moeder was zwanger van mij maar had dat bijna tot het einde van de zwangerschap niet eens door! zij was een mollige gezette vrouw zodat je aan de buitenkant niet zo goed kon zien dat zij in verwachting was van mij.

Mijn vader had een eenmans verhuisbedrijf en toen de Duitsers in Amsterdam kwamen en de macht en gezag in handen namen, werd zijn truck geconfisceerd om deze  te laten gebruiken door de Duitsers,die vrachtwagen was zijn enige en grootste bezit en zijn  bron van inkomsten.

Hij was een kleine stevige en tengere man maar niet bang te krijgen en wilde zijn auto absoluut niet afgeven en moesten ze hem als de chauffeur op de koop toe nemen. Hoest hij iedere dag het eten uit de gaarkeuken) zo heette dat, brengen  naar de scholen brengen. Enige tijd daarna  veranderden de Duitsers zijn schema, want inmiddels werd het regiem grimmiger en kregen de schoolkinderen geen gratis eten meer.

In diezelfde tijd begonnen  de razzia’s en werden alle Joodse families opgepakt en met geweld uit hun huizen gehaald.en naar de Hollandse Schouwburg aan de Plantage Middenlaan gebracht om van daar op transport te worden gezet  naar de zogenaamde werkkampen maar bleek later de concentratie en vernietigingskampen te zijn.

Op een dag kreeg hij te horen dat alle Amsterdamse Joden met de  uitzondering  uitzondering  de mannen met een gemengt huwelijk (die getrouwd met niet Joodse vrouwen) ook op transport werden gezet, dus werden ik en mijn broers en zuster  ook zo snel naar de mensen gebracht  die ons lieten onderduiken.

Mijn vader en moeder moesten ook proberen te vluchten of zien ergens onder te duiken. Mijn vader vond altijd wel een oplossing en ging naar een bevriende goede relatie van hem, die had een speelgoedfabriek  in de Kerkstraat in Amsterdam,de eigenaar en zijn vrouw  waren Zwitserse Joden,  Zadeck was de naam.

In die tijd konden de Zwitserse onderdanen ook al waren het Joods niet opgepakt worden omdat Zwitserland een neutraal Land was!

Deze geweldige goeie man heer Zadeck liet in zijn woon gedeeld  in een van de slaapkamers  achter klerenkast een ruimte bouwen  door middel van een dubbele wand waarachter een kleine ruimte was waar hij mijn vader en moeder kon verschuilen.(zie foto) Ze hebben daar enige maanden bij de Duitse razzia’s in gezeten totdat  ook de Zwitserse Joodse families werden vervolgd .Voor dat de familie Zadeck gingen vluchten uit Nederland  konden hij nog wel verzorgen dat hij mijn ouders weg kreeg uit Amsterdam en elders liet onderduiken bij vrienden van hun in Eindhoven   bij een familie Philips van de gloeilampenfabriek, deze hadden ook  veel joodse medewerkers en werden door hun beschermd. Philips had zelf in hun fabriek ook joodse werknemers, maar die net als in de film Schindler’s List door de Duitsers toen in hun belang en de oorlogsindustrie met rust werden gelaten.

“Toen wij de onderduik in gingen was ik drie jaar en mijn zus was elf jaar. We werden door twee mannen met leren jassen, dat waren ondergrondse verzet strijders en die vertelde ons dat we een paar dagen op vakantie zouden gaan.

Van adres naar adres werden we gebracht, en die twee mannen gaven ons weer door aan andere mensen. We waren een van de duizenden kinderen die op onderduikadressen moesten ondergebracht.

Mijn oudere zus van elf jaar en ik net 3 jaar kwamen in 1941 terecht bij een zeer gelovige katholieke familie met vier kinderen. De vader werkte als chef mijnwerker maar was ook een zeer strenge baas thuis.

Iedereen in die familie beefde voor hem, en hij hield zich aan strenge huisregels zodat ik en mijn zus zo snel mogelijk ingeburgerd zou worden als de zogenaamde kinderen van deze familie. Mijn zus moest toen ook zo snel mogelijk de bijbel leren lezen.

Dat was natuurlijk ook bedoeld voor als er controle van de Duitsers kwam, zodat het leek dat zij kon doorgaan als katholiek meisje was. Maar er zat ook wel een vorm van zieltjes winnen achter. De meeste mensen deden dit ook in opdracht van de kerk maar veel ook  uit eigen initiatief.

1945 EINDE VAN DE OORLOG

“Op een dag in Mei 1945 kwam er een man aan de deur bij ons onderduik adres in Maastricht en hij vertelde mijn pleegmoeder en mijn zuster  dat hij uit Amsterdam kwam om  zijn zoon te zoeken en ging naar allen aan hem gegeven onderduik adressen langs zijn naam was Hartog Deen.

Hij vertelde dat hij de oorlog had overleefd  en nu op zoek was naar zijn zoon Abraham maar dat was niet zo eenvoudig want die had natuurlijk ook een andere onderduikers naam!!

Via informatie bij de mensen van het verzet en naoorlogse instanties   heeft hij toen een paar  onderduik adressen kunnen krijgen en vertelde hem dat zijn zoon was ondergebracht bij een familie in Limburg en waarschijnlijk in Maastricht, maar wisten verder niet precies waar. Zodoende kwam hij bij ons toen terecht.

Van mijn zuster, toen inmiddels  zestien jaar oud kwam hij te weten dat zij ook met haar broertje daar in 1941 was geplaatst onze echte namen Schelvis was. De heer Deen kende mijn ouders goed maar wist toen niet zeker of zij de oorlog hadden overleefd.

We hebben de oorlog en holocaust miraculeus overleefd

Voordat hij vertrok liet hij mijn zuster weten dat wanneer hij mijn ouders niet kon vinden, hij terug zou komen om ons mee naar Amsterdam te brengen en dat wij dan bij hem zouden kunnen wonen . Een sprankje hoop en gevoel van bevrijding waar wij toen als kinderen al heel blij mee waren.

Gelukkig heeft hij uiteindelijk zijn zoon gevonden en eenmaal terug in Amsterdam heeft hij ook mijn vader Sally Schelvis opgezocht en hem vertelden dat zijn zoon en dochter nog  in leven waren  en waar hij ons kon vinden.

Hoe zeldzaam was het niet dat wij als compleet gezin de oorlog hebben  overleefd en weer verenigd waren Een wonder voor ons om  na meer dan vier  jaar weer bij je eigen vader en moeder te zijn!! Na vier jaar als bange oorlog slachtoffers bij vreemde mensen zijn geplaatst.

Mijn moeder!! een lieve zorgzame,geweldige vrouw. Was voor mij een zegen dat ik na mijn onderduik tijd  weer door haar vertroeteld te worden en de liefde en verzorging te krijgen die een kind alleen van zijn eigen moeder kon krijgen.

Wij kwamen na de bevrijding totaal berooid terug op het Waterlooplein zonder kleren geen slaapplaats maar mijn vader gaf nooit op en vond meteen een een weliswaar totaal uit gesloopte woning op nr. 62 tweede etage maar we hadden wel een dak boven ons hoofd  en met zeer beperkte middelen kookte mijn moeder een heerlijk maaltijd  en maakte van bijna niets iets!!

Toen moest ik natuurlijk naar school en dat was absoluut geen prettige ervaring voor mij .

Ik was natuurlijk door wat ik had meegemaakt ook een beetje mensenschuw geworden en ik als enig joods jongetje in een klas van meer dan 40 kinderen te zitten en daarom vonden mijn ouders het beter om   mijn schuilnaam Jantje te houden en werd ik verder zo door iedereen genoemd ook in onze familie! Dat duurde tot mijn 20ste jaar, maar nu nog steeds wordt ik door mijn vrienden en kennissen uit die tijd ‘’JANTJE’’ genoemd waar ik gek genoeg nog steeds op reageer!!

Maurice Schelvis_Ik ben Caransa niet-37

We waren toen op het Waterlooplein in feite een soort vreemden immigranten geworden want de meesten joodse en andere buren waren na de oorlog niet meer daar teruggekomen, dus allemaal voor ons vreemde mensen.

Op een of andere manier moest ik uit die nare onderdrukte sfeer zien uit te komen, dat gaf mij ook de motivatie en kracht om zo snel mogelijk van school te gaan, ik werd ik ook herhaaldelijk van school gestuurd ook door een vervelend voorval met een lerares  die mij een draai om mijn oren wou geven en ik weerde die af om mijn kroontjespen omhoog te houden en deze door hand ging en ik voor straf van school werd gestuurd  en ik kreeg daardoor  een enorme hekel aan school en alles wat er mee te maken had.

Mijn hobbies waren alles wat met auto’s te maken had,  geen sport, spelletjes of buitenspelen. Al snel stond ik na schooltijd voor een paar kwartjes auto’s te wassen en bij de benzinepomp te helpen.Scholen waren niks voor mij, maar alles wat met garages en auto’s te maken had wilde ik opzuigen als een spons en dat werk wilde ik graag snel en goed leren.

Auto’s poetsen, banden oppompen, olie bijvullen leerde ik razendsnel aan die benzinepomp,en  had een enorme drang om geld verdienen en net als mijn baas Maup Caransa

Hij begon toen ook een dump handel in groot leger materieel naast zijn garages en  autoshowroom. Regelmatig kwam hij voorrijden in een mooie auto. Man met succes!
Caransa reed hij toen in die tijd een unieke sportauto dat was een Ford Thunderbird cabrio, zo uit de film!!  Daarnaast  reed hij ook met een particulieren chauffeur in een luxe Chevrolet Impala en daarna een Rolls Royce Silver Shadow. Maar dat was pas later.”

Aan het werk voor Caransa

Inmiddels was ik 13  jaar oud geworden en al mijn vriendjes en buurjongens speelde altijd buiten die gingen voetballen of andere leuke dingen doen.door onze huiselijke omstandigheden wilde ik daar liever niet aan mee doen, omdat wij het bij ons thuis niet breed hadden en ik ook nog mijn lening voor mijn fiets moest afbetalen daardoor was ik ook genoodzaakt te werken en centjes te verdienen.

Al jong geleerd was ik mechanisch vrij handig, ook omdat mijn vader altijd  ook op zondag zelf zijn aan zijn vrachtwagen ging sleutelen om zijn transportbedrijf draaiende te houden.

Daarbij hielp ik hem altijd en leerde ik ook de kneepjes van het monteur vak. Daarvoor kreeg ik soms een paar kwartjes zakgeld. Soms wel eens één gulden maar daar kon ik mijn lening van mijn fiets niet mee afbetalen.                                  Bij ons op het Waterlooplein was ook een andere garage gevestigd met ook een benzinepomp van Philip Wegloop. Pal naast was de auto showroom  van Maup Caransa.

Philip Wegloop was ook een goeie vriend van mijn vader vroeg hem of ik  of ik bij hem op zaterdagmiddag mocht helpen bij de benzinepomp en om auto”s te wassen dat mocht en had ik weer een baantje!! ik kreeg ik dat baantje voor vijf gulden plus tips. Daar was ik natuurlijk dolgelukkig mee.

Wat mij opviel was dat Philip Wegloop en buurman Maup Caransa, nooit  met elkaar spraken en als vreemden elkaar voorbij liepen ik begreep daar niets van !! tot de dag na een hevige ruzie ze samen vechtend over straat lagen te rollen.

Die avond vertelde ik dat aan mijn ouders en kreeg ik te horen dat Caransa en trawanten tijdens de oorlog iets hadden gedaan waardoor de vader van Philip Wegloop, deze  was eigenaar van een taxibedrijf en dat zijn auto’s in beslag waren genomen zogenaamd door de bezetters maar later bleek dat  het Caransa en zijn kompanen waren.

Na de oorlog probeerde Philip Wegloop via een rechtszaak en alle sociale organisaties een vergoeding te krijgen maar kon niet met genoeg bewijzen komen dat het een diefstal was geweest van de groep van Caransa, en dat hi deze alle taxi auto’s hadden ingepikt en verhandeld.

In die zelfde tijd werden de ouders van Philip Wegloop en zijn hele familie ook opgepakt door de Duitsers en die zijn nooit meer teruggekomen en allemaal vergast in een concentratiekamp.dus die konden het na de oorlog het niet navertellen of getuigen zijn bij die rechtszaak.

Philip Wegloop toen die tijd al gevlucht en ergens ondergedoken dus hij wist toen niet wat er was gebeurd met het bedrijf van zijn vader en dat zijn hele familie opgepakt waren, totdat hij na de oorlog te horen kreeg dat Caransa met de diefstal en verraad  te maken had.Vandaar die ruzie en vijandigheid tussen die twee.

Caransa zelf beweerde altijd dat hij daarmee absoluut niets te maken had maar later hoorde ik van een oom van mij, die was ook gemengd gehuwd en kon in het begin van de oorlog vrij rondlopen deze  vertelde mij dat Caransa wel degelijk een hele ‘stoute jongen’ was geweest in de oorlogstijd.

Met “stoute jongen in de oorlog” bedoel hij  het leeghalen van woningen en het verhandelen van de bezittingen van joodse Amsterdammers die waren opgepakt door de Duitsers.Maar ik was te jong en wist niets ook door mijn onderduiktijd wat er allemaal in oorlogstijd had afgespeeld in Amsterdam.

Daar stond ik als jongen van dertien jaar ook niet bij stil en dacht alleen hoe ik wat geld kon verdienen. Het maakte mij eigenlijk niet uit voor wie ik werkte zolang ik maar betaald kreeg, en daarom deed ik ook soms klusjes voor de autoshowroom van Caransa en diens zakenpartner Bram Zwaaf.

Eigen zaak Garage Oké! op mijn achttiende jaar    

Tijdens mijn tijd dat ik werkte bij  Breuking had ik voor in die tijd  flink wat geld gespaard, voor mij een kapitaaltje meer dan vijfduizend gulden, dat was toen wat! voor een jongen van 18 jaar.Ik had toen ook al besloten om nooit meer voor een baas te gaan werken en iets voor mij  zelf te beginnen.
Dus op zoek naar een pandje of onderstuk te huren om een garage/showroom in te beginnen!!

Ik had gehoord dat in de Utrechtsedwarsstraat vlak bij het Frederiksplein iets te huur stond vond ik daar na toe en vond het pand met het bordje TE HUUR  er stond alleen een telefoonnummer van de verhuurder Geen bedrijfsnaam of de naam van de eigenaar!

Thuisgekomen belde ik meteen het  nummer en kreeg tot mijn verbazing het kantoor van Caransa aan de telefoon mijn oude bekende buurman en baas van het Waterlooplein. Toen ik mijn naam zei werd ik meteen doorverbonden met Caransa die net zo verbaasd als ikzelf, en hij liet merken het erg leuk te vinden om van mij te horen en vond het prachtig dat ik zijn pandje wou huren. We maakte meteen een afspraak.

Ik vertelde Caransa meteen wat ik van plan was kreeg een goed huurcontract voor vijf jaar van hem. Hij liet die hele ruimte voor zijn kosten strak betegelen en  maakte er een fijne auto showroom van. Met een leuke en vertrouwenwekkende naam ‘GARAGE OKÉ’.

Hij bood mij aan om een paar van zijn tweedehands auto”s uit zijn voorraad aan mij in commissie te laten verkopen  zodat ik niet meteen al mijn geld hoefde te te investeren.Bij de opening kwam Maup Caransa samen met zijn partner de heer Bram Zwaaf.
Hij was ook een bekende van onze familie en ik noemde hem altijd ‘Ome Bram’.

Natuurlijk waren ook mijn vader en moeder en mijn zus en broers aanwezig die dag. En veel  vrienden en kennissen, maar ook mijn vorige baas Lucas Breuking kwam mij geluk wensen Het was voor mij een groot feest.

Maup Caransa was inmiddels zeer succesvol in de militaire dumphandel geworden en en had al behoorlijk veel onroerend goed gekocht en was  verhuisd naar het chique Bussum in de volksmond HET GOOI en woonde daar in een luxe villa op Stand, dat hoorde toen zo wanneer iemand  rijk was.

Zijn dochter Shelly kwam in de weekends vaak naar Amsterdam om met haar vriendinnen uit te gaan, maar zij moest dan wel altijd om voor elf uur  s”avonds thuiskomen,behalve wanneer zij haar vader en moeder vertelde dat ze in mijn gezelschap was en dat ik haar naar Bussum bracht dan mocht ze om een uur s nachts thuiskomen.  Wanneer ik haar naar huis bracht waren haar ouders altijd nog wakker en moest ik altijd mee naar binnen komen zodat  haar ouders  er zeker van waren dat zei niet door iemand anders werd thuis gebracht.

Ik kreeg dan koffie en een stuk boterkoek en Caransa was altijd zeer geïnteresseerd hoe het met mijn auto verkopen en garage ging en was ook nieuwsgierig wat en hoeveel ik dan zo wel verdiende.dan vertelde ik hem Quasi goed maar vertelde hem natuurlijk geen bedragen.

Zelf had hij altijd weinig slaap nodig en we bleven wij vaak uren  in de nacht zitten te kletsen, en stond er op om bij hun te blijven slapen in de logeerkamer,en vaak reed hij de volgende morgen met mij mee en bracht ik hem naar  zijn kantoor in Amsterdam. Daarbij liet hij zijn privé chauffeur dan met zijn de Rolls Royce achter ons aan rijden.

Ik had zelf toen nog steeds niet in de gaten dat alles wat hij mij vroeg of vertelde  er altijd een speciale  bedoeling bij had!!

Ook op zo een een dag liet hij mij zijn nieuwe kantoor en dumphandel op de Cruquiusweg in Amsterdam Oost zien en vroeg of ik geïnteresseerd was om een keertje met hem mee te gaan naar een  inschrijving Tender verkoop van afgedankte materialen en voertuigen van het Amerikaanse leger en vertelde mij dat er ook luxe personenwagen  uit de U.S.A geveild werden  dat vond ik natuurlijk zeer interessant voor mij eigen OKE garagebedrijf. Caransa liet mij toen zien hoe bekend hij daar was en hoe die openbare verkopen precies werkte.

Bij mijn eerste bezoek met liet hij mij al de verkooplijst zien en er stonden inderdaad drie Amerikaanse personenauto’s op hij vroeg mij of ik geïnteresseerd was. Ik vertelde hem eerlijk dat al mijn kapitaal in mijn huidige voorraad auto’s van mijn garage zat en op het ogenblik geen contante middelen had nieuwe aankopen te doen, dat begreep hij en stelde mij voor dat ik op die auto’s kon bieden hij die zou betalen en als ik ze verkocht hij vijftig procent van de netto winst zou ontvangen.

Zo gezegd, zo gedaan en die eerste deal die wij samen deden ging fantastisch. In ‘’no time’’ verkocht ik de drie wagens met een leuke winst voor ons beiden en ging meteen  naar hem toe om hem zijn geld en zijn winst te brengen . Hij was heel verbaasd dat ik ze  zo snel had verkocht dat zag ik als een groot compliment van hem naar mij toe.

Die tijd werden we veel ‘’closer’’ en in de meeste weekenden als ik zijn dochter naar huis bracht bleef ik vaak logeren,want door onze gesprekken en zijn verhalen kon ik veel leren,dat miste ik zeer want bij ons thuis was mijn vader een stille en teruggetrokken man geworden ik denk ook door wat hij had meegemaakt in en na de oorlog en nooit de tijd nam mij iets te vertellen of met mij te praten,waar je als kind toch veel behoefte aan hebt,en de  gesprekken met Caransa voor mij persoonlijk dubbel goed aanvoelde.

Mijn vriendschap met Shelly werd ook meer hechter en werden mijn  ouders die hij ook zijn leven lang kende werden door hem en zijn vrouw Rika uitgenodigd om in Bussum gezamenlijk op vrijdagavond/ Sjabbes te vieren.

De Vrijdagavond Sjabbes na zonsondergang is bij Joodse mensen een grote traditie ook voor niet Vrome mensen en  Rika als niet Joodse echtgenote had van haar schoonzuster Femma de zuster van Caransa geleerd hoe zij een kosjere Sjabbes maaltijd moest klaar maken en opdienen.

Kort daarna werd ik ook uitgenodigd om met de familie Caransa en zijn toenmalige compagnon Bram Zwaaf en zijn vrouw Becca en Shelly mee te gaan voor een vakantie reisje met het vliegtuig naar Spanje.

Met de Caransa familie naar Spanje
Met de Caransa familie naar Spanje

Naar Spanje was heel wat. Ik was namelijk nog nooit verder op vakantie geweest dan Zandvoort. Ook had ik nog nooit van mijn leven gevlogen, dus dat aanbod sloeg ik niet af!!

Alles was een openbaring voor mij. Helemaal naar Spanje en in een luxe hotel verblijven. Een fijne en gezellige tijd. De familie deed er van alles aan om het mij goed naar de zin te maken.en mijn verhouding met Shelly werd steeds hechter  Terug van vakantie na weer een Vrijdag avond van gezamenlijk etentje met mijn ouders vond iedereen dat we een goed en leuk stel waren en  werd onze verloving voorbereid en daarna feestelijk gevierd in het Doelen Hotel.

Op een dag vroeg Caransa mij (ik moest hem  Maup noemen dat voelde voor hem jonger aan) naar zijn kantoor te komen voor een privé meeting en begon hij mij vragen te stellen over mijn werk wat ik precies verdiende en wat mijn eigen kapitaal was, en hoeveel auto’s ik verkocht per maand en wat mijn winstpercentage was en nog meer prive dingen!!

Daarbij zat ik hem met ongeloof aan te kijken en vroeg hem waarom hij dat allemaal wou weten. Hij begreep mijn verbazing en excuseerde zich maar  kwam met zijn reden voor zijn vragen omdat hij een goed zakelijk voorstel voor mij had. zoals ze in de film ‘The Godfather’ zeggen ‘An offer you can not refuse.’

Er van uitgaand dat zijn enige dochter met mij ging trouwen en hij geen opvolger had zou hij graag zien dat ik mijn garage zou verkopen en bij hem in zijn zaak zou komen werken. zijn partner Bram Zwaaf was het ook mee akkoord.

In De Fuik Bij Maup

Na goed overleg met mijn ouders en mijn zwager Freddy om mij goede raad te geven over wat ik moest doen adviseerde zij mij dat het bij hem gaan werken een heel goed idee was voor mijn toekomst,ze begrepen mijn standpunt en het verlies om mijn zelfstandigheid te verliezen, maar dat het ook een mooie kans was voor mijn toekomt om het zaken leven beter te leren kennen.

Gesteund door mijn familie die het wel zagen zitten ging ik terug naar Pa Maup, om hem te vragen hoe mijn nieuwe ‘’job’’ er dan uit dan uit zou gaan zien?
Ik zou meteen directeur worden van een van zijn vennootschappen, genaamd Cometaal.NV.

Te beginnen met een goed basis salaris-plus een auto van de zaak- plus aan het einde van het jaar een bonus van 10% van de nettowinst. Het klonk allemaal prachtig en het was een betere keus dan doorgaan met mijn kleine garagebedrijf

Overweldigd door de plotselinge geboden aanlokkelijkheid van deze aanbieding plus mijn aanstaande huwelijk dat toen al vaststond  stemde ik toe op zijn voorstel. Ik werd nog wel gewaarschuwd door mijn aanstaande vrouw Shelly dat haar vader erg dominant was en altijd “ ZiJN WIL IS WET” laten gelden maar ik dacht dat ik daar wel tegen opgewassen zou zijn.

En daarmee was mijn bestaan als zelfstandig garagehouder beëindigd.

Nadat ik besloten had zijn aanbod te accepteren verkocht ik mijn garage en inclusief mijn  voorraad auto’s en begon in  zijn nieuwe kantoor aan de Muiderstraat 19 in Amsterdam.

Dat was ongeveer begin 1961 Hij stelde voor dat ik mij binnen Cometaal zou bezig gaan houden met het onderhoud en verhuren van zijn onroerend goed en mocht ik ook  na zijn goed vinden panden aankopen en verkopen.

Caransa was toen helemaal in de ban van ons aanstaande huwelijksfeest en beloofde dat het de bruiloft van de eeuw zou worden. Zijn honger naar media aandacht was toen al enorm.

Dat hij daarbij compleet aan onze wensen inspraak voorbij ging kwam totaal niet in bij hem op. Hij was de dirigent en samen met 6 door hem aangestelde ceremoniemeesters  organiseerde hij onze bruiloft Hij huurde in September 1962 het gehele Hotel Rembrandt in Noordwijk af voor de 2 of 3 dagen bruiloftsfeest.

Maar de zakenman Caransa zou Caransa niet zijn als met alles wat hij deed daar een goede zakelijke reden voor had. Het hotel was namelijk in het bezit van Reinder Zwolsman eigenaar van een hotel groep genaamd  Exploitatie Maatschappij Scheveningen. En eigenaar van onder andere  het Doelen hotel in Amsterdam.waar Caransa zijn oog op had laten vallen.                 

Om als gewone jongen van het Waterlooplein zo in de belangstelling te komen staan was nieuw voor mij,maar ik was daar toch niet zo gelukkig mee ik had deze gebeurtenis liever privé in de de familie gehouden.

Maar voor de publiciteit geile Caransa was dat voor hem heel belangrijk en iets waar hij altijd van droomde. Want zijn motto en gedichten was het dezelfde als van Henry Ford  ’het geeft niet hoe ze over mij praten als ze maar over mij praten.”

De Bruiloft

Gedurende de bruiloft ontvingen we veel de bekende huiselijke huwelijkscadeaus maar ook veel enveloppen met cash geld erin, die wij  na de bruiloft samen met pa en ma Caransa gingen openen.

Het was een behoorlijk groot bedrag, met traditionele bruiloft  enveloppen met geld erin. Alle giften werd ingenomen Pa Caransa, met de mededeling  dat het een ‘bijdrage in de onkosten van het feest wast.’

Hij had goede sier en veel indruk gemaakt in heel Nederland met alle publiciteit van dat feest en toen bekend als een van de rijkste personen in Nederland en moesten wij de bruiloft met ons in geld gekregen cadeaus mee betalen.

Mijn vrouw en ik konden het niet geloven, maar hielden we wijselijk onze mond, want we wilden voor onze huwelijksreis geen ruzie en toestanden maar het verpeste toch een beetje onze ‘honeymoon’.

Verloofd, en toen getrouwd met Rachelle Caransa

Daarbij ook denkende aan wat Shelly al eens had verteld aan mij over het karakter van haar vader dat hij van het ene moment op het andere totaal kon omslaan.

We waren natuurlijk zeer teleurgesteld omdat we het geld zelf goed konden gebruiken en grootse plannen hadden gemaakt van onze huwelijksreis en nota bene in zijn Speech als vader van de bruid aan ons had aangeboden moesten wij zoveel uiteindelijk zelf betalen. Voor de goede lieve vrede hebben we er toen maar niets van gezegd en besloten wij om onze huwelijksreis simpeler te maken door met de auto naar Zuid Frankrijk te gaan.

Bij terugkomst in Amsterdam was ons ook beloofd een eengezinshuis te mogen kopen die pa, Carnasa ons had aangeboden en zou betalen.

We vonden een leuk nieuwbouw huisje in Amstelveen, wat in die tijd 80.000 gulden kostte maar dat vond hij niet goed want dat was boven ”zijn” budget dat maximum 60.000.gld was, dus moest ik zelf 20.000.gulden betalen plus notariskosten.

De reden was natuurlijk dat hij wist dat met de verkoop van mijn garage ik wat geld op de bank had staan dus daar maakte hij gebruik van.  

Het huis moest wel op naam van mijn vrouw worden gezet, want we waren natuurlijk op huwelijkse voorwaarden getrouwd en hij natuurlijk niemand vertrouwden, zelfs zijn eigen familie niet. Maar later kwam ik er achter de echte reden.

Om zich volledig in te dekken ook bij zijn eigen dochter had hij haar naast de huwelijksvoorwaarden een notariële volmacht laten tekenen op zijn naam zodat hij bevoegd was alle zakelijke transacties voor haar te doen zonder haar toestemming.

Want nu komt het. Ik ontdekte later dat hij achter onze rug een hypotheek had genomen op ons huis van 60.000 gulden wat hij kon doen zonder dat zijn dochter daarvan op de hoogte was.

Zo zie je maar, zelfs met zijn eigen familie maar ook met zijn partner was hij altijd een uitdenker en financiële goochelaar en zat altijd vol met allerlei trukendozen.

Ik denk toch dat ik toen een beetje te naïef was en ook omdat ik hem al zolang kende en hij maar een dochter had, ik hem vertrouwde en nergens iets achter zijn bedoelingen zag. Dus gingen wij vol goede moed de toekomst.

Aan het werk voor en met Schoonpapa!

We begonnen binnen de nieuwe firma Cometaal n.v met een startkapitaal van twintigduizend gulden. Ook had Caransa mij ook gevraagd om een opleiding te volgen voor beëdigd makelaar wat ik ook ben gaan doen, en had tijdens die lessen en omgang met  andere leerlingen veel relaties en contacten opgebouwd wat mij later zeer goed van pas kwam!  Door mijn geringe scholing was het voor mij  een groot probleem om de lessen te volgen en te begrijpen en was een slechte leerling.

Uiteindelijk zakte ik voor mijn  makelaarsdiploma. Ik was een zakenman technisch met mijn handen maar niet met leerstof.

Toch verhinderde dat mij niet dat ik hele goede zaken deed voor de firma. Daarbij voelde ik mij als een (Schelvis) vis in het water ook in de wereld van de makelaardij.

Al snel werd ik een serieuze ‘’speler’’ genoemd in de wereld van de Amsterdamsche huizenhandel. Natuurlijk wist iedereen ook dat ik de schoonzoon van Caransa was en dat had ook een groot voordeel qua  liquide middelen. Maar soms ook een nadeel doordat er ook mensen waren die geen zaken met Caransa durfde of niet wilde doen,hij was goed voor zijn geld maar het viel mij op dat hij ook bij veel mensen niet echt lekker lag. Ze vonden hem te uitgeslepen en erg bijdehand en waren in feite een beetje bang voor hem.

Wanneer klanten met mij persoonlijk te maken kregen voor een  aankoop, verkoop of verhuur wist ik snel een goede band en vertrouwen te kweken zodat ik vaak nieuwe vrienden en goede relaties kreeg.   

We hadden natuurlijk midden jaren ‘60 ook de markt mee. We opereerden eerst in de oude buurten en de grachtenpanden waren nog redelijk goedkoop. We waren ook  volop bezig met de wederopbouw van na de oorlog met veel herstellingen en daarnaast begonnen de nieuwbouwprojecten ook goed op gang te komen

 Met mijn ambities, enthousiasme en opgedane en ervaring als autohandelaar ging het in de huizenhandel ook niet slecht en had ik al snel een mooie winst voor onze de zaak gemaakt.

Caransa was in het begin behoorlijk trots en complimenteus naar mij toe op mijn zakelijke prestaties en beloofde mij als ik zo zou doorgaan dat er een vette bonus aan eind van het jaar klaar zou liggen. Lachend riep hij st het misschien wel een half tonnetje zou opleveren voor mij, een bedrag dat in die die tijd een waar vermogen was. Moet je nagaan, de hoofdprijs in de staatsloterij was toen een TON (100.000.gulden)

Met die vette beloning in zicht bleef ik er lekker hard tegenaan gaan en maakte lange dagen en met veel succes.

Wat mij dwars zat en ik in die tijd niet prettig vond, was dat Pa Caransa achter mijn rug zich erg vaak ging bemoeien met mijn gezinsleven. Inmiddels hadden wij ook onze eerste zoon gekregen, een prachtig jongetje die we Marcel noemde. Het waren drukke en gelukkige tijden. Een leuk gezinnetje en wij hadden bij ons thuis altijd veel aanloop van vrienden,buren en familie het was altijd een gezellige boel bij ons.

Pa Caransa was daar op een of andere manier een beetje over jaloers over. Want zijn enige  zogenaamde “vrienden” waren meestal kaartclub en zakenrelaties, en zoals men noemt meeloop vrienden die van hem afhankelijk waren.

de Caransa Oudejaarsreceptie

Bij de Caransa Groep werden altijd aan het eind jaar op ons kantoor in de Muiderstraat een Nieuwjaarsreceptie gehouden en werden al zijn directieleden, zijn juridische medewerkers en kantoorpersoneel uitgenodigd. Om gezamenlijk hun eindejaarsbonus te ontvangen. Er werd dan ook een toespraak door de ‘Big Boss’  gehouden. Ook waren daarbij aanwezig zijn zakelijk partner Bram Zwaaf en zijn secretaris David Engers, de bankdirecteur en huis advocaat Meester I. Maarssen.

Als de dag van gisteren herinner ik mij nog dat wij met een mannetje of twaalf waren en aan een grote indrukwekkende directie tafel zaten met aan het hoofd Maup Caransa. Naast hem zijn partner Bram Zwaaf, en aan de andere kant van hem  zijn secretaris David Engers.

Caransa en Zwaaf en kende elkaar al van voor de oorlog en zijn na de oorlog samen als compagnons het garagebedrijf Caransa & Co begonnen een perfecte combinatie, later daar meer daar over. 

Er werd een toespraak gehouden door de grote baas en daarna werden de enveloppen met bonussen uitgedeeld. Als jongste medewerker in het gezelschap zat ik aan het andere eind van de tafel en kreeg als laatste mijn envelop. De andere stafleden hadden al kunnen zien wat erin zat en ik zag veel blije en opgetogen gezichten.

Zelf had ik al uitgerekend wat er ongeveer in mijn envelop zou moeten zitten zeker na mijn zeer goede prestaties. Die afgesproken vijftigduizend ‘’pietermannen’’ of misschien zelfs wel een beetje meer.

Na het openen van mijn envelop haalde ik voorzichtig de cheque eruit en keek naar een vijf met drie nullen in plaats van vier! Ik schrok me rot en dacht dat het een grapje of vergissing was. Er viel een doodse stilte en iedereen keek naar mijn verbouwereerde reactie. Nogmaals keek ik naar die cheque en vroeg me af of ik mij niet vergist had. Mijn nieuwjaar bonus was dus echt maar vijfduizend gulden!

Alsof in een trance stond ik langzaam op, liep naar Caransa toe en vroeg nogmaals aan mijn schoonvader of het bedrag op die cheque wel juist was. Maup zei met een verbeten lachend gezicht, JA!  Ben je niet blij? In een ruk verscheurde ik de cheque in stukken en  smeet de snippers in zijn gezicht. Daarbij riep ik woedend ‘en pleine public’ dat hij die rot fooi maar in zijn achterste moest steken. Kokend van woede liep ik de deur uit.

Mijn vrouw was in toen ook nog in verwachting van ons de tweede kindje dus dat bracht ook voor haar allemaal heel veel stress en onrust met zich mee. Waarom had hij zich niet aan onze de afspraak gehouden van de de beloofde minimum 10% van de nettowinst  in plaats van mij af te schepen met maar 1%.  Na een heel jaar keihard werken voor hem, had ik eerlijk gezegd, verwacht meer te krijgen in plaats van veel minder.

Dan merk je pas de ware karakter van iemand en ik begreep dan ook beter dat er veel mensen een hekel aan hem hadden, en dat hij een genadeloze zaken man was.

Mijn reactie was, ik geef toe, nogal heftig en maar zo zat ik toen in elkaar en had ik van jongs af aan geleerd om mijn verlies te nemen. Opstaan, uithuilen en weer opnieuw beginnen.

Het was dus weer tijd om wat anders te beginnen, maar het liefst in Amsterdam.

John Wijsmuller, vriend en eigenaar van de bekende discotheek Voom-Voom gaf mij op een avond een goeie tip om in Mokum een zogenaamde ‘Drugstore’ te beginnen. Omdat ik absoluut niet begreep waar hij het over had en wat hij bedoelde stelde hij voor om samen naar Parijs te gaan. John zou mij daar precies laten zien wat het fenomeen ‘Le drugstore’ in Frankrijk inhield.

Nieuwsgierig geworden reden we samen naar Parijs. Hij liet mij dat nieuwe idee van een ‘Drugstore’ gevestigd op de Champ Elysee zien en ik was daar meteen helemaal weg van.

Het idee van ‘Le Drugstore’ was een kleinschalig luxe trendy winkelcentrum met allerlei boetieks voor kleding, schoenen  tassen en ook een soort drogisterij en koffieshop. Met een groot restaurant, tijdschriften kiosk en grammofoonplaten boetiek.

Iets wat we nu allemaal kennen als winkelcentrum, maar zo eind jaren zestig nog niet bestond in Holland. Wij hadden in Amsterdam de Bijenkorf en Vroom en Dreesman en de wat luxe maar truttige zaken als La Bonneterie op de Kalverstraat. Maar dit idee was  compleet nieuw en super modern idee als ontmoetings en uitgangs centrum vooral voor de jonge generatie en nog niet eerder vertoond in Nederland.

Dus ik terug naar Amsterdam met een geweldig Idee!!

Nieuwsgierig geworden reden we samen naar Parijs. Hij liet mij dat nieuwe idee van een ‘Drugstore’ gevestigd op de Champ Elysee zien en ik was daar meteen helemaal weg van.

Het idee van ‘Le Drugstore’ was een kleinschalig luxe trendy winkelcentrum met allerlei boetieks voor kleding, schoenen  tassen en ook een soort drogisterij en koffieshop. Met een groot restaurant, tijdschriften kiosk en grammofoonplaten boetiek.

Iets wat we nu allemaal kennen als winkelcentrum, maar zo eind jaren zestig nog niet bestond in Holland. Wij hadden in Amsterdam de Bijenkorf en Vroom en Dreesman en de wat luxe maar truttige zaken als La Bonneterie op de Kalverstraat. Maar dit idee was  compleet nieuw en super modern idee als ontmoeting en uitgangs centrum vooral voor de jonge generatie en nog niet eerder vertoond in Nederland.

Dus ik terug naar Amsterdam met een geweldig Idee!!

Eerste  Drugstore in Amsterdam!

Voordat ik terug ging naar Nederland had ik een contract gekregen van de Franse Sociëteit  ‘Le Drugstore’ om exclusief het concept en de naam De Drugstore voor heel Nederland te gebruiken.

Daarmee huurde ik op de Nieuwendijk in Amsterdam een voor mijn doel geschikt pand en na drie maanden van verbouwen opende ik op 24 November 1969 de eerste Drugstore van Nederland.
Het was meteen een groot succes.

Maar ik had alleen maar de financiële middelen om de begane grond en de kelder te verbouwen en in te richten met veel hulp van mijn huurders. Veel bekende uit de modewereld zoals Lex Daniels en Fong Leng. En de ‘Newsstand’ van het Hilton hotel een reisbureau en drogisterij Farmacy, en anderen boetieks. Toch kon ik geen adequaat bank krediet krijgen om alles volledig af te bouwen.

Daardoor kon ik de eerste, tweede, en derde verdiepingen van het pand niet afbouwen voor de opening terwijl ik nog meer gegadigde boetiek participanten had die graag bij ons een shop wilde huren.

Kortom, ik had al mijn eigen geld er in gestoken en had verder geen middelen voor de verdere afbouw, dus dan maar een gedeeltelijke opening wat toch een succes bleek te zijn, en daar na een “partner of mede financierder” zien te vinden.’’

Pa Caransa zag mijn ‘Drugstore’ formule ook wel zitten en wou er zelf een op het Rembrandtplein beginnen. Inmiddels had hij namelijk het bekende Amsterdamse etablissement ‘’Heck’s Ballroom’’ gekocht naast zijn andere bezit op het Rembrandtplein. 

Het het bekende billiard centrum ‘Cafe Restaurant de Kroon.’ Een grote horecagelegenheid maar die zaken liepen niet zo goed meer, want de mensen bleven vaker thuis om voor de televisie te zitten.

De hele familie inclusief Caransa en partner waren ook op de opening en zagen dat de  Drugstore een succes zou worden. Hij vertelde mij dat hij geïnteresseerd was om ook een ‘drugstore’ te beginnen in de Kroon op het Rembrandtplein. Om zo het jonge publiek en toeristen te trekken. Zoals gebruikelijk voor zijn manier van zaken doen wilde hij geen cent betalen om gebruik te kunnen maken van mijn exclusive ‘Le Drugstore’ concessie. In plaats stelde hij voor dat hij voor 50% partner wilde worden in mijn BV de Drugstore. En dat hij daarvoor een persoonlijk 250.000 gulden investering zou storten. Maar hem kennende vroeg ik mij af wat nog meer zijn condities waren. Inmiddels had ik had geleerd om altijd zeer voorzichtig met hem te zijn.

In feite had ik op dat moment geen andere keus maar ik vertelde hem alleen akkoord was als stille) vennoot en dat hij geen zeggenschap had in de bedrijfsvoering van de Drugstore Nieuwendijk. En dat hij zich alleen zou blijven bemoeien met zijn eigen te openen Drugstore op het Rembrandtplein.

Mijn vrouw was er zwaar op tegen dat ik weer zakelijk met haar vader in zee zou gaan, maar ik zei tegen haar dat alles nu weer koek en tussen hem en mij was maar ik kreeg wel de opmerking van haar, dat ik sinds niet meer voor haar vader werkte en zelfstandig was alles goed en fijn ging bij ons thuis.

Stom- Stom, daar ging ik weer

Voor mijn bestaande huurders was ik blij dat ik nu het Drugstore Project  kon afbouwen met de 250.000 gulden kapitaalstorting. Daarna wachtte ik op het bericht van de bank dat het geld was gestort. Op een gegeven moment kreeg ik te horen dat ik naar de bank moest komen om de contracten te tekenen.

Daar begreep daar niets van want ik had met mijn schoonvader andere afspraken gemaakt. Bank directeur Nico Sikler  vertelde dat Caransa in plaats van contant storting een bankgarantie van 250.000 gld aan de bank zou geven voor een dekking van een bankkrediet voor de Drugstore.bv. 

Ik legde uit aan de heer Sikler dat het een vergissing was,want mijn schoonvader had beloofd een cash kapitaal storting zou doen. Toen ik hem belde  verontschuldigde hij zich met het verhaal dat hij op dat oogenblik geen contant 250.000 had maar dat hij later de bankgarantie voor contant zou omruilen. Tijdens het gesprek ik liet mijn bankdirecteur meeluisteren toen hij die belofte deed. Daarna heb ik de krediet overeenkomst met de bank getekend. “Later hier meer over in een groot artikel in de Telegraaf”( daarvan kopie krantenbericht bijgevoegd)

Uiteindelijk was ik toen toch tevreden dat ik het voor elkaar had gekregen om het benodigde geld te vinden om mijn project af te kunnen maken. Ook mijn winkel huurders waren daar toen blij mee.

Hommeles in de Tent

Op een gegeven moment kwam Caransa bijna iedere dag bij de Drugstore langs en vaak met meegekomen kennissen om (wat ik later hoorde als SPION ) te lunchen in de coffeeshop van de ‘Drugstore’ hij betaalde nooit maar tekende alleen de kassabon af. Hij begon zich met alles en iedereen te bemoeien, alsof dat hij de eigenaar was!

Al het personeel in de Drugstore kende hem. Ook de huurders van de ‘Shops’ Ze wisten natuurlijk dat hij mijn schoonvader was, dus niemand zei daar er iets van.

Maar zijn aanwezigheid en manier van arrogant optreden en net doen of de zaak van hem was kwam niet goed over. Ook niet bij mijn bedrijfsleider dus dat verpeste wel een beetje de goede sfeer. Ik sprak hem daarop aan en hij maakte mij duidelijk dat hij tenslotte 50% partner was.en ik hem eraan herinnerde dat we een afspraak hadden dat hij zich absoluut niet zou bemoeien met mijn zaken in de Drugstore.

Zeer geërgerd en kwaad antwoordde ik dat wanneer ik in een van zaken ging eten dat ik altijd betaalde ook al was ik zijn “schoonzoon” De werkelijke reden was te dom voor woorden!! Ik hoorden later dat hij zo vaak kwam om mij te bespioneren.

Het zat namelijk zo. Caransa zijn privé secretaresse een mooi blond vrouwtje wist dat mijn schoonpa gek op haar was. Ze kwam vaak tijdens haar lunchpauze in onze coffeeshop en dan dronk ik soms een koffie aan haar tafeltje, zomaar voor de gezelligheid.

Caransa had met Rikka, zijn vrouw een verstandshuwelijk en was natuurlijk weinig thuis in Bussum en bleef vaak in het Doelenhotel slapen. En hij zag het wel zitten met zijn mooie secretaresse. Op een dag nam hij haar mee uit en vroeg later toen ze terugkwamen in het Doelen hotel en of ze bij hem bleef slapen. Ze schrok erg van dat voorstel van haar veel oudere baas. Dat hij dat durfde te vragen en ze zei dat ze veel liever omging met vriendjes van haar eigen leeftijd. In haar kwaadheid, want ze was niet bepaald op haar mondje gevallen zei ze als Maurice het gevraagd had ik ja, gezegd en toen liep ze kwaad zijn hotel uit.

Zelf wist  ik natuurlijk niets van die ruzie en ik had daarbij totaal niet in de gaten en dat dit een groot probleem voor mij zou veroorzaken tussen mij en mijn vrouw. Zo begon de ellende. Geloof me, ik wist helemaal van niets.

Caransa was inmiddels te weten gekomen dat zijn secretaresse die niet meer op kantoor terug kwam dat zij vaak bij mij in de Drugstore kwam. Omdat hij was afgewezen door haar acht hij dat ik werkelijk iets met haar had. En daardoor liet hij mij bespioneren.

Het zat namelijk zo.
Caransa zijn privé secretaresse was een mooi blond vrouwtje en ik wist dat mijn schoonpa gek op haar was. Ze kwam vaak tijdens haar lunchpauze in onze coffeeshop en dan dronk ik soms een kopje koffie aan haar tafeltje, zomaar voor de gezelligheid.

Caransa had met Rikka, zijn vrouw een verstandshuwelijk en was natuurlijk weinig thuis in Bussum en bleef vaak in het Doelenhotel slapen. En hij zag het wel zitten met zijn mooie secretaresse. Op een dag nam hij haar mee uit en vroeg later toen ze terugkwamen in het Doelen hotel en of ze bij hem bleef slapen. Ze schrok erg van dat voorstel van haar veel oudere baas. Dat hij dat durfde te vragen en ze zei dat ze veel liever omging met vriendjes van haar eigen leeftijd. In haar kwaadheid, want ze was niet bepaald op haar mondje gevallen zei ze als Maurice het gevraagd had ik ja, gezegd en toen liep ze kwaad zijn hotel uit.

Zelf wist  ik natuurlijk niets van die ruzie en ik had daarbij totaal niet in de gaten en dat dit een groot probleem voor mij zou veroorzaken tussen mij en mijn vrouw. Zo begon de ellende. Geloof me, ik wist helamaa van niets.

Caransa was inmiddels te weten gekomen dat zijn secretaresse die niet meer op kantoor terug kwam dat zij vaak bij mij in de Drugstore kwam. Omdat hij was afgewezen door haar acht hij dat ik werkelijk iets met haar had. En daardoor liet hij mij bespioneren.

De dame in kwestie een secretaresse van Caransa notabene kwam een dag na de aanvaring met Caransa na mij toe om het hele verhaal te vertellen. Maar ze vertelde er niet bij dat zij mijn naam aan hem had genoemd. Ik had erg met haar te doen en vertelde haar eerlijk dat het beter was om een andere baas te zoeken omhelsde haar en wenste haar veel geluk.

Van de mijn omhelzing met haar heeft denk ik een detective van Caransa foto’s gemaakt, die later als bewijsstuk tegen mij werd gebruikt.

Op een dag moest ik bij hem op kantoor komen en hij vroeg mij op de man af of ik een affaire met zijn secretaresse had. Verbouwereerd keek ik hem aan en wist niet wat ik hoorde, ik was inmiddels zeven jaar getrouwd en had twee mooie zoons. 

Ik maakte hem duidelijk dat het allemaal klare onzin was. En drong erop aan om zijn secretaresse er bij halen, dan kon zij bevestigen dat ik absoluut niets met haar had en altijd alleen maar kwam lunchen bij ons in de Drugstore. Maar dat zag Maupie niet zo zitten, want ik denk dat het dan uit zou komen dat hij zelf alles al geprobeerd had om haar in zijn bed te krijgen. Hij hield dus de boot af voor een confrontatie met haar en met mij.

Toen ik die avond thuis kwam zaten mijn vrouw Chelly en haar moeder met betraande ogen al op mij te wachten omdat haar vader en moeder bij naar haar toe waren gekomen om haar te vertellen dat ik vreemd ging met zijn secretaresse en hij stond er op dat zijn dochter maatregelen ging nemen. Ik werd razend bij zo een thuiskomst en dit  had ik niet verwacht. Ik vertelde hun dat het een klinkklare leugen was en dat Maup de gore moed had om zoiets achterlijks achter mijn rug om aan hun te vertellen. Maar natuurlijk werd ik niet geloofd en Pa Caransa wel.      

Toen begonnen mijn problemen pas echt!


Nadat ik uit mijn huis was vertrokken en bij mijn zuster logeerde bleef het even rustig en was ik druk bezig in de Drugstore met mijn aannemer Jos Theunissen. Hard aan het werk met de verbouwing. Daarbij betaalde ik hem uit met krediet cheque. En ook nu ging hij naar de bank om zijn geld te halen. Toen kreeg ik een bericht van hem dat de rekening geblokkeerd was. Meteen ging ik naar de bank en kreeg ik te horen dat Caransa een beslag had laten leggen (door derde) op zijn bankgarantie. En ook op alle rekeningen van de Drugstore. bv wat ik nooit dacht dat zoiets kon. Maar hij had deze smerige truc samen met zijn advocaten uitgevonden.

Het exploitatie credit bij de bank werd daadwerkelijk stopgezet zodat mijn ‘Drugstore’ op de Nieuwendijk in de financiële problemen belande.

Natuurlijk heb ik nog geprobeerd met hem te praten, maar er was toen al door hem en mijn vrouw besloten om te gaan scheiden, en werd er verder alleen maar naar hem geluisterd en alles was al besloten.

Op zijn toenmalige kantoor aan de Herengracht en in het bijzijn van zijn  partner Bram Zwaaf en zijn secretaris David Engers werd overeengekomen door hem en zijn dochter om akkoord te gaan met de scheiding onder  de volgende voorwaarden: A- dat ik geen roerende goederen zou meenemen uit mijn huis anders dan mijn kleding,zodat de situatie thuis voor de kinderen niets veranderde en B-dat ik mijn zoontjes, twee weekenden per maand kon op halen en mee nemen en twee keer per jaar een week voor vakanties in overleg met hun moeder.

En een tweede dat ik een geheimhoudings verklaring zou tekenen ten aanzien van hem “Caransa persoonlijk” en zijn  firma”s en zaken. Want hij was blijkbaar toch bang dat ik ooit iets over hem en zijn zaken naar buiten zou brengen. Want na al die vele jaren die ik met hem had doorgebracht wist ik natuurlijk heel veel van hem en zijn zaken en hij bang was dat ik daar iets van naar buiten zou brengen en vooral negatieve informatie aan de pers geven.

Het contract tussen mij en zijn dochter kon ik na twee dagen op zijn kantoor ophalen. Dat contract heb ik natuurlijk nooit meer gezien en hoorde later van zijn dochter dat zij dat nooit heeft gezien of ondertekend.

Als tegenprestatie zou hij de bank opdracht geven de exploitatierekening van mijn Drugstore vrij te geven, zodat de zaak gewoon kon doorgaan, en alles onder ons zou blijven. Daarna vertelde ik natuurlijk de volgende dag in de Drugstore dat ik ging scheiden waardoor mijn personeel en de standhouders toch heel onrustig werden.

Omdat ik aan al zijn eisen had voldaan en dacht door te  kon gaan met de exploitatie van de Drugstore maar Caransa kwam niet een van zijn afspraken na en was er alleen maar op uit om mij zowel privé als zakelijk kapot te maken.

Caransa hief het beslag van de rekeningen niet op en in-no time werd de Drugstore en ik persoonlijk als directeur failliet verklaard.

Genoeg is Genoeg

Mijn zonen, Marcel en Salo waren na jaren van procederen en familie ruzies waarbij ze onder de druk en macht stonden van hun grootvader tegen die tijd dat toen ze bij de rechtbank kwamen ze zo gefrustreerd en geïndoctrineerd en niet durfde en niet meer met mij wilde praten. Ze begonnen in de gang van de rechtbank te schreeuwen in koor, naar mij dat ik hun moeder had geslagen en dat ze niets meer met mij te maken wilde hebben.

Daardoor kon de rechter niet anders dan te besluiten om het verzoek tot bezoekrecht voorlopig was geweigerd en dat de zaak wederom in handen kwam van Raad van Kinderbescherming. Om een nieuw onderzoek en om getuigen te vinden van de beschuldigingen een weer een nieuw rapport te maken.

Een poging die volgens mij geen zin meer had,en wou verder mijn kinderen sparen voor al deze Intriges  Marcel en Salo werden uiteindelijk in geschreven op hun nieuwe school onder de familienaam Caransa. En ik denk later dat ze daarna ook hun familienaam hebben laten veranderen. Sindsdien gaan zij door het leven onder de naam Caransa en mochten/wilden? nooit meer hun echte naam, Schelvis gebruiken.

Tot op de dag van vandaag gebruiken ze de naam Caransa en leven ze in de waan van hun Opa. Dat daar een groot fortuin tegenover staat en een luxe leven heeft daar natuurlijk ook bij meegespeeld.

Maurits en Salo Schelvis
Marcel en Salo Schelvis

De jaren die daarna volgde werd dochter en haar kinderen zolang hij nog leefde onder druk  gehouden en bedreigd dat als zij ooit contact zochten met mij Pa Caransa hun meteen zou onterven.

Na al dat touwtrekken met alle de betrokken instanties en rechtszaken liet ik uiteindelijk alle hoop varen tot een omgangsregeling. Speciaal uit liefde voor mijn zoons die doordat ze herhaaldelijk geconfronteerd waren met o.a. de Raad voor Kinderbescherming, de rechtszaken en de enorme druk en beïnvloeding van hun moeder en grootvader. Om hun daar niet niet de dupe ervan te laten worden.Uiteindelijk stond het welzijn van mijn Marcel en Salo Schelvis voorop. En besloot ik met tegenzin om verder alle gerechtelijke acties van mijn kant te stoppen.

Er ook van uitgaande dat wanneer als ze de rust terug konden vinden en wat ouder zouden vanzelf wel het ware verhaal van mijn kant konden begrijpen. Maar helaas tot aan de vandaag, nu inmiddels 50 jaar later is dat nooit gebeurt. In triest maar waar!! Hierbij denk ik dan ook aan de bekende uitdrukking: “Wiens brood men eet diens woord men spreekt”.

Brief aan mijn zonen

Phnom Penh

Beste Marcel en Salo,

Hier een bericht uit het verre Cambodja, ik ben inmiddels 84 jaar en voordat ik mijn ogen sluit wil ik graag weten nu jullie zelf vader zijn waarom ik nooit de kans heb gekregen om met jullie te kunnen praten? 

Wat jullie misschien niet meer weten heb ik er alles aan gedaan om contact met jullie te krijgen om mijn verhaal eens van mijn kant te kunnen aanhoren dat is mij nooit gelukt! Ik zou het heel fijn vinden dat jullie daar eens over nadenken wat voor beide kanten uiteindelijk ons een vreedzaam zou geven. 

Uiteindelijk ben ik jullie vader die jullie nooit vergeten zijn en nu toch een kans moet krijgen op mijn leeftijd te weten waarom?Bij toeval kwam ik een artikel tegen over jullie in een vastgoed blad en ook een artikel dat ze van plan zijn in Holland een musical te maken over jullie grootvader, dat heeft mij aangezet om daarop te reageren.

Ik ben nu inmiddels 84 jaar en noch steeds in goede gezondheid, maar dat is ook een leeftijd om nu eens uit de kast te komen over het onrecht wat mij is aangedaan en nu de waarheden en vooral onwaarheden uit mijn leven openbaar te maken.Heb nu een boek geschreven over mijn ruim 4 jaar onderduiktijd in de oorlog 40/45 en van mijn belevenissen na de oorlog.

Uiteraard komen jullie en vooral je grootvader ook daarin voor en vind ik het vanzelfsprekend dat ik jullie daarvan op de hoogte wil brengen omdat alle gebeurtenissen en personen daarin met naam en toenaam worden genoemd en dat deze absoluut niet musical waardig zijn. Dat is geen rancune, maar voor ik mijn ogen sluit is het belangrijk dat de echte waarheden aan het licht komen.

En denk ik dat jullie nu zelf kinderen (misschien kleinkinderen) hebben dat ook willen weten in wat voor onderdrukking wij en jullie moeder geleefd hebben ondanks jullie door je opa gunstig gemaakte financiële situatie. Hierbij ingesloten een paar hoofdstukken uit mijn boek, bedenk zelf maar wat jullie hiermee gaan doen?

Groeten van jullie vader Maurice Schelvis die nog steeds met weemoed aan jullie denkt. 

Jullie Vader, Maurice.